Het gebed moet uit het hart komen

“Als u vee had”

In het boek ‘Elke morgen nieuw’, een handboek bij het Joodse Achttiengebed, las ik in het voorwoord een ontroerend getuigenis betreffende de woorden van het gebed, die moeten gaan werken in ons leven.
‘Er was eens een herder, die niet in staat was de gebeden te zeggen. Maar elke dag zei hij bij herhaaldelijk: “God van de wereld: U weet: als U schapen had en ze mij gaf om ze te hoeden – van alle anderen vraag ik een loon voor het hoeden van hun vee, maar voor U zou ik het voor niets doen, omdat ik U liefheb.”

Op een dag kwam een geleerde voorbij en hij hoorde de herder dit gebed zeggen. Hij riep: “Dwaas, zo moet je niet bidden.” De herder vroeg hem: “Hoe dan wel?” Daarop leerde de geleerde hem de zegenspreuken en het ‘Hoor, Israël’ en het Achttiengebed, zodat hij in het vervolg niet meer zou bidden zoals hij gewend was.

Maar nadat de geleerde was weggegaan, vergat de herder alles wat hij geleerd had en bad helemaal niet meer. Want ook wat hij gewend geweest was te zeggen, durfde hij niet meer te zeggen.

Op een nacht had de geleerde een beangstigende droom en moest terug naar de herder. Dat deed hij de volgende dag en vroeg aan de herder terug: “Wat bid je?” De herder antwoordde: “Ik bid helemaal niet, want ik ben vergeten wat u mij geleerd hebt, en u had mij verboden om te zeggen ‘als U vee had’…

Toen vertelde de geleerde hem wat hij gedroomd had en zei tegen hem: bid weer zoals je placht te doen.

[…]

Lees meer in KERK & leven van 17 april 2024

Paul Lacaeyse ss.cc